Zittend
Dutch
Etymology
Attested as De Zijdtwindt in 1680. Derived from a contraction of zijdewind (“sideways levee, rear embankment”).
Pronunciation
- Hyphenation: Zit‧tend
Proper noun
Zittend n
References
- van Berkel, Gerard; Samplonius, Kees (2018), “zittend”, in Nederlandse plaatsnamen verklaard[1] (in Dutch), Mijnbestseller.nl, →ISBN