buitenman

Dutch

Etymology

Compound of buiten +‎ man.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈbœy̯.tə(n)ˌmɑn/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: bui‧ten‧man

Noun

buitenman m (plural buitenmannen or buitenlui or buitenlieden, feminine buitenvrouw)

  1. a male rustic, a rural man, e.g. a male villager
    Synonym: plattelander
  2. (Suriname) a man one is romantically involved with in addition to one's primary partner, usually in secret; a male lover; a kept man
    • 1969 April 22, “Toneel [Theatre]”, in Vrije Stem: onafhankelijk weekblad voor Suriname[1] (advertisement), page 3:
      Een man komt na twintig jaar uit de gevangenis. Hij had de buitenman van zijn vrouw uit het venster gegooid.
      A man is released from prison after twenty years. He had thrown his wife's lover out of the window.
    • 2015 April 27, Natalie Waal, “Deze is zeker stiekem een homo! [This one is definitely gay in secret!]”, in De Ware Tijd[2], retrieved 26 June 2021:
      Dat sommige mannen er een buitenvrouw op nahouden, is algemeen bekend en misschien zelfs ingeburgerd. Maar dat er mannen zijn die tegenwoordig ook een buitenman hebben, daar praat niemand over.
      That some men have a mistress is common knowledge and has perhaps even become socially accepted. But nobody talks about the fact that nowadays there are men who also have a male lover.
    • 2023, Scrappy W, “Onze Pastor”:
      Er heerst machtsstrijd in de kerk door te wrede leden / veels te vaag geroddel door ontevreden leden / dat zuster Jeanette te weinig collecte geeft / of de vrouw van onze pastor bij haar buitenman leeft
      A power struggle prevails in the church due to overly callous members / far too vague gossiping by disgruntled members / that sister Jeanette gives too little in collections / or that our pastor's wife lives with her lover
  3. (historical or dated) a male outsider
    Synonym: buitenstaander